'We waren gewone mensen uit de Schoolstraat in Berghem'
Zus van de Heuvel schrijft hele mooie gedichten over Berghem. Mooi Berghem heeft inmiddels al 5 gedichten geplaatst. Maar ze schrijft ook andere stukjes, zoals een keer voor '50 klurre Bergs'. Dat wil Mooi Berghem jullie niet onthouden. Veel leesplezier met 'We waren gewone mensen uit de Schoolstraat in Berghem!'.
De Schoolstraat in de jaren vijftig met herinneringen
Het was een rijk gevulde straat, vernoemd naar de jongensschool op de hoek. Met ‘rijk gevuld’ bedoel ik het aantal kinderen. Neem Anneke en Bijs Bruckx. Die hadden er meer dan tien. Dan Toosje en Pietje de Deut (van Deutekom ) en zo nog meer. Onze straat had ook veel duivenhokken. Ik denk dat de meeste mannen (vaders) duivenmelkers waren. De vrouwen (moeders) waren allemaal thuis voor het gezin, zo was dat vroeger. Het was een wedstrijd wie op maandagmorgen het eerst de was buiten had hangen. Alles met een gehuurd machientje of met teil en wasbord. Wij als kinderen hadden daar wel veel speelkameraadjes. Jong genoeg zou ik zeggen. Ik denk dat de pastoor vaak kwam zeggen dat er gezinsuitbreiding moest komen. Zo ging dat vroeger.
Altijd buiten spelen tot de lantaarnpaal ging branden of je geroepen werd. In de winter mochten we glijden bij de familie Hoefnagels. Die hadden een lang tuinpad. Water erop, een nacht vorst erover en … slibberen .
Als ons mam niet thuis was als ik uit school kwam, was ze ergens helpen. Met behangen of zo. Het liefste was ik bij mijn vriendin Tonny Bruckx. Daar mocht je alles, zoals koekjes met boter besmeren en in de hagelslag dompelen. Ik was al blij als we thuis hagelslag hadden. Geld was er niet. Heel even dan, op de dag van het loonzakje. Maar dat was zo op. En ja, de duiven dat moest kunnen. Wat een tijd. Maar het wonen in de Schoolstraat met al die vriendjes en vriendinnekes heeft voor mij persoonlijk veel betekend.
Iedereen had een bijnaam, de ‘echte’ naam kenden we niet. We vonden dat geen schelden. Mrie van Cil d’n Bèkker (van Gruijthuisen), An de Nier en Wimke (van Aalst). Dan hadden we Gonneke en Piet de Klomp (Smits). Toen die gingen verhuizen kwamen Kees en Jo ’t Kètje (Broers). Als Keesje naar een voetbalwedstrijd was geweest, had hij zijn mouwen voor de helft opgegeten. Maar die waren toch al te lang, zo klein als Kees was. Dan hadden we Riek en Mrienus de Deut (van Deutekom ) Bekend in de biljartwereld en onze buren. Aan de andere kant Tonnie en Albert Keijzers. Toen Tonnie na een ziekbed overleed, is het gezin bij tante Marietje gaan wonen en werd het huis bewoond door Zus en Koos van Oorsouw. Dan kwam Nolda en Tontje van Hoogstraten (ouders van Leo de worstelaar). Heel even woonde er de familie Van der Lee. Vlug daarna Roelof Hoeks, een weduwnaar met zijn kinderen.
Daarnaast woonde nog een Hoeks met zijn gezin. Toen die eruit gingen, kwam er Broers te wonen. En ja, hoppa, nog een mooie naam: Wim en Leentje de Klokkefiets (van Gaal). Kees en Mien Keijzers woonden er, Johan (keurmeester of varkensopkoper) en Bertha Broeksteeg. Geertje en Rudolf Hoeks, even de familie Toon en Nellie Huibers, de familie Blonk, de familie Mrie Blom en Frans en Jaan van Tiel (van Erp) en hun zoon Adriaan (’t Môntje, de voetballer) en Jans en Piet de Kat (van Lier).
Het was gewoon. We waren gewone mensen uit de Schoolstraat in Berghem.
Zus van den Heuvel van Dreumel (den Drummel)
De 5 gedichten:
Het eerste gedicht:
Ik schreef unne kier un Bergs gedicht op mijn manier, 'den Herpse vijver'!
Het tweede gedicht:
Ik schreef unne kier un Bergs gedicht op mijn manier, 'De tijd van vrüger Zotterdags en Zondags'!
Het derde gedicht:
Ik schreef unne kier un Bergs gedicht op mijn manier, 'Berghem Nostalgie is stil'!
Het vierde gedicht:
Ik schreef unne kier un Bergs gedicht op mijn manier, 'De Was vertelt'!
Het vijfde gedicht: