Zaterdagavond, twee minuten voor zeven. Het Tien Decemberplein in het Brabantse Eersel staat vol auto’s, scheef geparkeerde brommers en fietsen die niet op slot staan. Binnen, in het theater, is het rumoerig. Op tafeltjes liggen stapels snelhechters met A4’tjes, op een digitale klok tikken seconden weg. Iemand roept: „Ik voel het al, ik heb zweethanden.”
De klok springt op zeven uur. Mensen grissen de mappen weg, rennen naar buiten. Autoportieren worden dichtgeslagen, brommers vliegen over het voetpad en fietsen verdwijnen in zijstraten.
Zaterdagavond, twee minuten over zeven. Het Tien Decemberplein is vrijwel uitgestorven. De jaarlijkse dorpsquiz is begonnen.
Het concept is simpel: elk team, bestaande uit minimaal tien mensen, krijgt een boekwerk vol vragen die variëren van de dorpsgeschiedenis tot de actualiteit, met doe-opdrachten en vragen op speciale locaties. Regels zijn er niet, je mag alles opzoeken, iedereen bellen. Zorg voor een uitvalsbasis met een goed wifi-signaal en lever de vragen uiterlijk om half twaalf ’s avonds in. Een week later is er een groot dorpsfeest met prijsuitreiking.
„Bijna vijfhonderd mensen hebben zich dit jaar ingeschreven,” vertelt Jeannette Tholhuijsen, een van de zes organisatoren van de dorpsquiz in Eersel. „Dat zijn 33 teams, vorig jaar waren het er nog 27. Dit is de derde keer en elk jaar doen meer mensen mee.”
De dorpsquiz wint in meer plaatsen aan populariteit. Wie de regionale kranten erop naleest vindt in 2016 zo’n honderdtwintig vermeldingen voor dit concept. In 2010 waren dat er nog maar tien.
Vooral in Noord-Brabant is de dorpsquiz wijdverbreid onder noemers als ‘Kwis ut’, ‘Zuuk ut maar uut’ en – de meest voorkomende – ‘Witte Gij Ut’. Ook in Zeeland, Gelderland, Zuid-Holland en Overijssel worden soortgelijke quizzen georganiseerd . Aan sommige doen meer dan drieduizend mensen mee en worden feesttenten opgebouwd. Vanaf dit jaar kent Brabant ook een quiz waarbij winnaars van verschillende dorpsquizzen tegen elkaar strijden.
De slimste van het dorp zijn
De oorsprong lijkt te liggen in het dorp Berghem, vlakbij Oss. Tijdens de jaarwisseling van 2004 werd de dorpsquiz daar voor het eerst gehouden. „Ons buurtschap bezorgde wel eens een quiz thuis die je later weer inleverde. Wij wilden dat grootser aanpakken”, zegt Teun Brands, die samen met zijn zwager en diens buurman De Bergse Kwis bedacht. Het begon klein, maar Brands zag de quiz elk jaar groeien: meer jongeren schreven zich in, en ook inwoners uit naburige plaatsen deden mee. Die daarna een eigen dorpsquiz begonnen. Brands: „Zo heeft het zich als een olievlekje verspreid.” De mensen zijn fanatiek, vertelt hij. „Iedereen wil de slimste van het dorp zijn.”
Lees ook: De slimste van elke kroegOok in Eersel willen ze dat. In het dorp werken de teams, vaak in woonkamer en achtertuin, geconcentreerd – laptop op schoot, pen in de aanslag. Bij sommigen staan alle teamleden schreeuwend over het boekwerk met vragen gebogen, bij anderen is het doodstil, zijn de vragen opgedeeld en hangen ingevulde bladzijden aan een droogmolen, tevens zenuwcentrum van de operatie.
Vaak is er een duidelijke rolverdeling: ouderen doen een vraag over namen van oude cafés, jongeren decoderen hele cijferreeksen via de computer en spelen verhaspelde geluidsfragmenten versneld af. Maar als The Who door de kamer schalt, moet pa aantreden.
Midden in het centrum van Eersel, in café Oud Brabant, met portretten van Prins Carnaval aan de muren, zitten achttien mensen aan een lange stamtafel. Op de tafel liggen verlengsnoeren en adapters, daartussen laptops, tablets, encyclopedieën en boeken van de lokale heemkundekring. Een moeder geeft haar dochter een foto: „Vraag dit eens aan opa, die weet dat wel.”
Buiten zoeken mensen met gps-coördinaten naar plekjes waarover ze vragen moeten beantwoorden. Ze tellen de ruitjes van kerkramen, proberen de steensoort van de kinderkoppen te achterhalen. Leden van rivaliserende teams zwijgen of roepen juist foute antwoorden naar elkaar.
„Hier doe ik het voor,” roept medeorganisator Jeannette Tholhuijsen. „Al die mensen op de been, het bindt ons dorp.”
Volgens Arnoud-Jan Bijsterveld, bijzonder hoogleraar cultuur in Brabant aan de Universiteit van Tilburg, zorgt de quiz inderdaad voor dorpsbinding. „Vroeger werd je lid van de fanfare en bleef je dat je leven lang. Nu is dat vrijblijvender, mensen vinden het leuker om verschillende dingen te doen en de dorpsquiz past daar goed bij.” Bovendien wordt de wereld steeds groter, zegt hij. „Iedereen is wereldburger, maar mensen zoeken ook naar het lokale. Ze willen zich ook onderscheiden van de ander.” Dat uit zich in competitie. „Wie is het meest Brabander, wie spreekt het beste dialect en wie weet het meeste van het dorp? Uitvergrote lokale wortels zijn de basis van die identiteit.”
In Eersel is die competitie ook aanwezig. Organisator Jac van den Borne: „Sommige oud-Eerselnaren worden op zo’n avond helemaal platgebeld.” In vergelijking met andere dorpen valt dat nog mee: in sommige plaatsen kunnen organisatoren overdag niet over straat om voorbereidingen te doen, omdat dorpsbewoners hen achtervolgen.
Tien maanden voorbereidingen
De dorpsquiz maken is dan ook een flinke investering. In Eersel begint de zeskoppige organisatie al in september met vergaderingen voor de quiz in juni. Er is een duidelijke taakverdeling. Zo maakt iemand met veel kennis van Eersel de vragen over het dorp, een ander doet de actualiteitsvragen en een jonge wiskundige is verantwoordelijk voor de hersenkrakers.
De deelnemers moeten bijvoorbeeld twee getallen op de cijferreeks 762-774-571-742-629-796-794-861 aanvullen (antwoord: 719 en 643), de overeenkomst ontdekken tussen Willem III, Kievit, Rembrandt van Rijn, Herman Boerhaave en Hugo de Groot (antwoord: stonden allen op guldenbiljetten), maar ook: „Er is een winkel in Eersel die voor de vierde generatie overgegaan is van schoonmoeder naar schoondochter en van dochter weer naar schoondochter. Welke zaak is dat?”
Lees ook: Zó anders is het niet in een dorpHet lastigste is dat de vragen niet snel online vindbaar mogen zijn. Ze worden in de zoekmachine van Google ingevoerd en net zo lang getest en aangepast tot ze niet meer vindbaar zijn. Bij sommige dorpsquizzen worden lokale verenigingen zelfs verzocht hun sites tijdelijk offline te halen.
Het bedenken van vragen blijft het moeilijkst. In veel dorpen dragen organisaties dan ook na een vijftal edities het stokje over om het niveau en de originaliteit te behouden. Maar in Eersel denken ze daar nog niet aan: het is pas de derde keer, ze beleven te veel plezier aan het bedenken van de quiz.
Zaterdagavond, twee minuten voor half twaalf. Mensen rennen het Tien Decemberplein op, grind kraakt onder remmende fietsbanden. De deuren vliegen open, de snelhechters worden ingeleverd. Terwijl de organisatie haar eerste pilsjes tapt, groeit de stapel mappen gestaag – het zit erop, de 33 snelhechters liggen op elkaar.
Dan snelt een jongen met lang, rood haar naar de berg mappen. Hij trekt er eentje weg, vult nog snel twee vragen in. De digitale klok springt op half twaalf. Net op tijd.